
|
KiesKleurig
handleiding intercultureel
lesmateriaal
Auteurs: Ineke Mok & Peter Reinsch
©Parel, Utrecht 1999
Overname uit deze uitgave is toegestaan mits onder bronvermelding
|
Mens- en
maatschappijvakken
In dit
hoofdstuk laten Ineke Mok en Peter Reinsch aan de hand van
voorbeelden uit boeken voor aardrijkskunde, geschiedenis en
maatschappijleer zien welke problemen kleven aan een
monoculturele presentatie van onderwerpen zoals migra-tie,
huisvesting, kolonialisme, ontwikke-lingsproblematiek en
bevolkingsgroei.
Fragmenten
worden geciteerd om problemen en alternatieven duidelijk te
maken, niet als beoordeling van de kwaliteit van de hele
methode. Sommige boeken zijn op bepaalde punten
intercultureel, op andere niet, terwijl ze de mogelijkheden
wel hebben.
Aardrijkskunde,
geschiedenis en maatschappijleer zijn vakken die expliciet
gaan over mensen, hun geschiedenis, hun culturen en hun
onderlinge verhoudingen. Interculturele doelstellingen
kunnen voor al deze onderwerpen uitgewerkt worden. Bovendien
maken ze deze vakken interessanter.
In dit
hoofdstuk valt het onderscheid tussen de vakken en tussen
basis- en voortgezet onderwijs grotendeels weg, hoewel
didactisch gezien verschillen aanwezig zijn. In het
basisonderwijs komen aardrijkskunde en geschiedenis vaak al
samen in wereldoriëntatie. In het voortgezet onderwijs
kunnen diverse onderwerpen zowel bij alle drie de vakken aan
de orde komen.
4.1 Herkenbaar
Illustraties
Bij aardrijkskunde,
geschiedenis en maatschappijleer probeert men, net als bij
andere vakken, zoveel mogelijk aan te sluiten bij de
ervaringen en kennis van de leerlingen zelf. Op de
basisschool gebeurt dit meestal heel concreet en dicht bij
huis. Een straat, een dorp, de school, de omgeving van de
school, een huis, een slaapkamer. Langzaam wordt het
blikveld verruimd, over de grenzen van Nederland, naar
andere landen en naar werelddelen buiten Europa.
In die beginsituatie zijn
illustraties heel belangrijk. De plaatjes zijn vaak de basis
voor een klassegesprek. De leerkracht legt verbanden en
geeft een context.
De beoordeling van de
interculturele uitgangspunten en mogelijkheden van een
methode begint al bij de illustraties: zijn daarop kinderen,
mensen, met een verschillend uiterlijk en met uiteenlopende
gewoonten zichtbaar? Met andere woorden, is de diversiteit
van de Nederlandse samenleving zichtbaar en zien leerlingen
werkelijk iets van hun omgeving terug? Dit zijn de vragen
die voortkomen uit de uitgangspunten van intercultureel
onderwijs of gewoon goed onderwijs.
Een geslaagde aanpak treffen
we aan in de methode aardrijkskunde voor de basisschool,
Geobas, deel 1, voor groep 3. Het boek bevat illustraties
van mensen in Nederland die tot verschillende etnische
groepen behoren: kinderen tijdens Koninginnedag, een
hindoestaanse bruiloft, een Westfriese dansgroep. In het
verhaal over een groep kinderen komen ook een Aricha en
Samir voor. Bij het onderwerp 'beroepen' zijn ook foto's te
zien van gekleurde mensen. Op die manier komt de diversiteit
van onze samenleving in beeld. Dat is niet zo als mensen of
kinderen van kleur alleen te zien zijn als 'kinderen in een
ver land'. (1)
Verhalen
Verhalen verlevendigen de
stof of leiden een nieuw onderwerp in en bieden de
mogelijkheid voor leerlingen zich direct in te leven in een
ander land of een ander tijdvak. De hoofdpersoon is meestal
degenen met wie de lezers zich identificeren. Je zou mogen
verwachten dat meisjes en jongens de hoofdfiguren zijn, en
dat zij net zo goed een Turkse, Nederlandse, Surinaamse,
Chinese naam of achtergrond hebben. Niet om die achtergrond
te problematiseren, maar gewoon als
vanzelfsprekendheid.
Aan de hand van het volgende
verhaal wordt het onderwerp arbeidsmigratie ingeleid in een
aardrijkskundeles voor de brugklas. Of Turkse leerlingen
zichzelf graag in de volgende situatie willen verplaatsen,
valt te betwijfelen:
' "Turki, Turki!", roepen ze
soms. Maar de meeste meisjes zijn wel aardig tegen Ayse. Zo
mag ze naar de verjaardag van een van hen. In Turkije vieren
de meeste kinderen hun verjaardag niet. Veel mensen weten
daar niet eens precies wanneer ze geboren zijn. Vaak moet
Ayse thuis blijven. Maar vader vindt het nu goed dat ze naar
het feestje gaat. Een cadeautje kan ze niet meenemen. Ayse
vraagt daarom of ze voortaan wat zakgeld kan krijgen om zelf
een kleinigheid te kunnen kopen. Bijna wordt vader boos: "Je
hebt geen geld nodig. Ik zorg voor je . Sinds je met die
Nederlandse kinderen omgaat, ben je knap brutaal geworden".'
(2)
Als Ayse werkelijk haar
eigen verhaal had verteld, was het waarschijnlijk minder
negatief en stereotiep geworden en had zij haar doen en
laten niet uitsluitend afhankelijk gemaakt van het gedrag
van Nederlandse meisjes en haar vader. Ayse is nu een
vreemde, vergeleken met de Nederlandse meisjes.
Ook het vervolg van het
relaas biedt weinig vrolijks. Uit de beschrijving en de foto
komt Turkije uitsluitend als een arm land naar voren. Des te
merkwaardiger dat Ayse zegt later in Turkije te willen
wonen. Een weinig geloofwaardig besluit.
Een verhaal biedt de
mogelijkheid om kennis te nemen van persoonlijke ervaringen
en initiatieven. Bovenstaand verhaal gebruikt die
mogelijkheid niet en bevestigt eerder stereotypen. Niemand
zal zich graag met Ayse identificeren. Voor de keuze van de
verhalen is het niet voldoende na te gaan of de hoofdfiguren
meisjes of jongens zijn uit diverse etnische groepen, maar
ook wat hun rol is in het verhaal: maakt het verhaal het
mogelijk dat kinderen zich met zeer verschillende mensen
kunnen identificeren?
Dat betekent ook dat de
valkuil vermeden moet worden van het onderscheid tussen wat
'wij' gewoon vinden en 'zij' niet. Vaak is dat onderscheid
helemaal niet nodig. Waarom zou je bij een onderwerp als
voeding ervan moeten uitgaan dat alle 'Nederlanders'
varkensvlees eten en moslims niet? Of, zoals in de
aardrijkskundemethode Waarom Daar? gebeurt, een les over
aardappelen introduceren met:
'Zoals mensen in
bijvoorbeeld Azië veel rijst eten, zo eten wij
aardappelen.' (3)
Veel mensen in Nederland
eten geen varkensvlees, sommige eten elke dag aardappelen,
anderen rijst, weer anderen even vaak rijst als aardappelen.
Kortom, er zijn veel mogelijkheden. Deze voorbeelden zijn
met de klas gemakkelijk te corrigeren en aan te
vullen.
Herkomstlanden
Kinderen en jongeren zijn
heel goed in staat zich in te leven in situaties buiten hun
eigen straat of woonplaats. Niet alleen is via de televisie
hun wereld al veel groter geworden, veel kinderen weten uit
eigen ervaring, door migratie, vakantie of verhalen al veel
van het leven ergens anders. Als kinderen recent in
Nederland zijn komen wonen is hun land van herkomst nog heel
dichtbij.
Het ligt voor de hand om in
het onderwijs de zogenaamde herkomstlanden te betrekken.
Voor sommige kinderen leidt dat tot grote herkenbaarheid.
Toch zullen niet alle leerlingen even graag aan het volgende
verzoek gehoor geven:
'Zitten er kinderen uit
andere landen in jouw klas? Misschien willen die wel wat
over hun land vertellen!' (4)
Een prachtig voorbeeld van
opdrachten die slechts sommige leerlingen direct aanspreken
('wij'), terwijl anderen ('zij') mogen meedoen. De vraag of
kinderen uit andere landen zich voor zo'n opdracht lenen, is
een kwestie van voorzichtig uitzoeken. Sommige kinderen
willen helemaal niet op die manier in de schijnwerpers
staan, terwijl andere leerlingen juist vol enthousiasme
zullen vertellen wat ze weten. Een mogelijke aanpak is om
leerlingen met uiteenlopende achtergronden samen informatie
te laten verwerken over een herkomstland.
4.2 Migratie
De
introductie
Migratie is van alle tijden
en komt overal voor. Steeds kwamen en komen mensen op de
been, gedwongen door oorlog, onderdrukking of economische
omstandigheden. Dit onderwerp verdient in het lesmateriaal
speciale aandacht. Voor veel leerlingen liggen hier
herkenningspunten. Het onderwerp is ook vaak aanleiding tot
veel misverstanden en vooroordelen: 'migrantenstromen
overstijgen de grenzen van onze gastvrijheid'. Daarom is het
zaak om na te gaan of de feitelijke informatie echt klopt en
waar nuances of aanvullingen nodig zijn.
Migratie vormt vaak de start
van een hoofdstuk over Nederland als multi-etnische
samenleving. Let op het verschil in introductie van het
onderwerp in de volgende twee leerboeken voor het
basisonderwijs:
'Al duizenden jaren komen er
buitenlanders naar Nederland: hunebedbouwers, Germanen,
Romeinen, joden, zigeuners, Franse vluchtelingen en Duitse
marskramers.' (5)
'Vroeger woonden er in
Nederland alleen maar Nederlanders. Nu wonen er ook
Chinezen, Turken, Marokkanen, Japanners, Surinamers, Grieken
en noem maar op. Die mensen zijn in veel opzichten anders
dan Nederlanders.' (6)
Terwijl het eerste boek
migratie in een historisch perspectief plaatst, suggereert
het tweede dat Nederland nu te maken heeft met een uniek
verschijnsel. Bovendien wordt daaraan direct een probleem
gekoppeld: 'die' mensen
zijn anders dan
Nederlanders. Dit fragment is niet alleen feitelijk onjuist,
het stelt een leerkracht voor de taak om aan een negatieve
start een positieve wending te geven. Het eerste citaat
biedt direct een context aan.
Door migratie in historisch
perspectief te plaatsen, eventueel voorzien van cijfers,
wordt continuïteit duidelijk. Een uitbreiding naar
andere landen, ook buiten Europa, kan nog meer nuances
bieden, bijvoorbeeld ten aanzien van het beeld dat Nederland
en West-Europa de meeste vluchtelingen herbergen:
'De migratie in de wereld is
op het moment omvangrijker dan ooit. Het grootste deel van
die migratie vindt plaats tussen de arme landen. Slechts een
enkele vluchteling of asielzoeker bereikt de rijke westerse
landen. De arme landen zelf dragen de zwaarste last. De
mensen vluchten vaak naar de hen omringende landen.'
(7)
De
achtergronden
Achtergronden van Molukkers
verschillen van die van Surinamers of Duitsers en
achtergronden van etnische Turken zijn weer anders dan die
van Turkse Koerden. Wie de achtergronden van migratie
genuanceerd wil belichten, komt onvermijdelijk uit op
kolonialisme, politiek en economie.
Vaak wordt de indruk gewekt
dat nieuwkomers vooral profiteren, terwijl de ontvangende
samenleving voortdurend geeft. De volgende tekst maakt met
die opvatting korte metten:
'In het begin nam men vooral
jonge, ongetrouwde mannen uit het buitenland in dienst.
Later werden ook meisjes naar Nederland gehaald om het vuile
werk te doen in ziekenhuizen en bij schoonmaakbedrijven.'
(8)
De volgende tekst plaatst
migratie duidelijk in historisch perspectief. Deze legt de
nadruk op de bijdrage die Nederlanders wier voorouders
migrant waren, aan de Nederlandse samenleving hebben
geleverd.
'Nederland
immigratieland'
Veel Nederlanders die op
zoek gaan naar hun voorouders, komen in hun stamboom
immigranten tegen. Bijvoorbeeld enkele ministers uit het
derde kabinet-Lubbers (1989-1903): Ritzen (minister van
Onderwijs) heeft voorouders uit de Elzas, Hirsch-Ballin
(Justitie) een joodse vader die in de jaren dertig naar
Nederland vluchtte, en d'Ancona (WVC) een Italiaanse
overgrootvader die als schoenmaker naar Nederland kwam. Soms
kun je het niet zo duidelijk aan een achternaam zien. Veel
Duitse immigranten veranderden hun naam, bijvoorbeeld van
Schmidt in Smit.
Eeuwenlang hebben
immigranten een plaats gevonden in de Nederlandse
samenleving. Vaak behoorden ze in de eerste jaren na hun
komst tot de lagere sociale groepen. Ze voelden zich nog
"allochtoon": afkomstig uit een ander land. Aan de drie
ministers kun je zien dat er kinderen en kleinkinderen zijn
die de mogelijkheden in ons land gebruikt hebben om hogerop
te komen. Ze integreerden in de samenleving; ze voelden zich
steeds minder allochtoon en steeds meer autochtoon. (..) Zo
hebben alle immigranten met hun denken en doen bijdragen
geleverd aan de Nederlandse multiculturele samenleving,
zoals die in de jaren zeventig en tachtig is ontstaan.'
(9)
Bij het onderwerp migratie
kun je de geschiedenis van alle leerlingen betrekken. Zij
kunnen uitzoeken waar hun (voor)ouders vandaan komen, wat
hun beroepen en eventuele migratiemotieven (inclusief
binnenlandse migratie) waren.
Aanpassen als
oplossing
Waarden, normen en gebruiken
in een samenleving veranderen. Spreken we van integratie van
migranten, dan hebben we het over een proces waarbij zowel
autochtonen als allochtonen betrokken zijn. Die benadering
treft men zelden in schoolboeken aan . In plaats daarvan
wordt de vage politiek slogan van 'aanpassing' als oplossing
naar voren geschoven.
'Wanneer mensen uit een
andere cultuur zich steeds meer gaan gedragen als
Nederlanders, spreken we van integratie. Binnen de
Nederlandse samenleving worden daardoor verschillen
kleiner.' (10)
Integratie of aanpassing
wordt hier voorgesteld als een eenzijdig proces van
assimilatie. Er wordt voorbijgegaan aan de verscheidenheid
aan culturen in 'de grote groep': aan wie moet je je
aanpassen?
4.3 Europa in het middelpunt van de
aarde
De
kruistochten
Traditioneel openen
geschiedenisboekjes met de prehistorie. Dan volgen de grote
rijken van de Egyptenaren, de Grieken en de Romeinen als
prelude op de Europese beschaving.
Met name op de basisschool
is geschiedenis van oudsher vooral een vaderlandse
geschiedenis. Leerlingen maken pas kennis met andere landen,
volkeren en werelddelen als Europeanen ze al dan niet
veroverd hebben. Daarna verdwijnen ze weer uit
beeld.
Het gaat er nu om de
historische ontmoetingen en confrontaties tussen culturen zo
te bespreken dat niet alleen Europese mannen en hun
religieuze en economische drijfveren centraal staan. Dat is
niet eenvoudig gezien de erfenis van een geschiedschrijving
waarin Europese belangen centraal staan en de 'eigen' minder
nobele daden en ideeën naar de achtergrond zijn
geplaatst. Zo wordt het Nederlandse aandeel in de
slavenhandel schoorvoetend toegegeven. En een bijstelling
van het heldhaftige beeld van de rol van Nederlanders
tijdens de Tweede Wereldoorlog komt maar langzaam tot
stand.
Gelukkig treden er
veranderingen op. 'De' geschiedschrijving komt wat los van
eurocentrisme, is kritischer en gunt meer plaats aan
'andere' stemmen. De schoolboeken plukken daar de vruchten
van.
De weergave van de
kruistochten is niet langer die van een moedige strijd van
zuiver religieuze aard, gevoerd door vrome christenen tegen
agressieve 'mohammedanen'. Het beeld van een heilige missie
is verlaten, zij het dat in dit citaat moslims nog altijd
agressiever lijken:
'Tijdens de eerste
kruistichten waren de christenen buitengewoon wreed
tegenover de moslims die op hun beurt probeerden de
christenen af te slachten.' (11)
Respect voor de
wetenschappelijke en culturele rijkdommen van de Arabieren
treft men gelukkig al in oudere boeken aan. De kruistochten
betekenden een intensivering van de uitwisselingen tussen
Europa en de Arabische wereld en bieden dus een goede
mogelijkheid om de culturele uitwisseling aan te snijden,
zodat duidelijk wordt dat Europa voor zijn ontwikkeling
afhankelijk was en is van uitvindingen en inzichten uit
andere culturen en delen van de wereld.
Columbus
' Columbus dacht zelf dat
hij Indië ontdekt had en noemde de bewoners van Amerika
"Indianen". Sommige Indiaanse volken waren heel ontwikkeld.
Ze hadden toen al grote steden. (..) Eigenlijk is Amerika
ontdekt door de Noormannen.' (12).
Misschien wel hét
schoolvoorbeeld van eurocentrisme is de stelling dat
Columbus als eerste mens het westelijke halfrond ontdekte.
Dit citaat geeft al bescheiden correctie: de Noormannen
waren (namens Europa) eerder. Meestal is meer nuancering
noodzakelijk, al was het maar om de indruk te voorkomen dat
Europeanen een natuurlijke rijkdom gingen cultiveren en dat
de aanwezige volken in dat proces slechts obstakels waren.
Dat is bijvoorbeeld het geval in de volgende beschrijving
van de reis van Houtman en Keyser, waarin hun tegenstanders
neerbuigend worden aangeduid als naamloze
'inboorlingen':
'Eind juni bereiken ze Java
en ze varen de haven van Bantam binnen. Het doel is bereikt.
De tocht heeft dan al 14 maanden geduurd. Maar dan volgt
tegenslag op tegenslag. De inboorlingen overvallen de
Hollandse schepen. Er zijn vele doden en gewonden. Op 22
februari 1597 gaan de schepen maar weer terug naar
Nederland.' (13)
Een onevenwichtige
verhouding tussen Europa en andere werelddelen ontstaat
wanneer Afrika, Amerika, Australië en Azië
voornamelijk in beeld komen in verband met Europese
reizigers, handelaren en veroveraars. Europese maatstaven
worden gebruikt om ontwikkeling aan te geven, zoals de
constatering dat Indianen 'al' beschikten over 'grote
steden'.
De meeste lesmaterialen zijn
zeer kritisch over de ontdekkingsreizen en spreken eerder
van veroveringsreizen. De wandaden die in naam van het
christendom en de vooruitgang zijn gepleegd, worden niet
verzwegen. Onevenredig gering is echter de aandacht voor
ervaringen en visies van degenen die onderworpen werden.
Aandacht voor die ervaringen en visies kan juist tegenwicht
bieden aan het beeld dat veroveren van overzees gebieden
vanzelfsprekend was. Hetzelfde geldt voor de slavernij van
Indianen en Afrikanen.
Kolonialisme
Een multiculturele in plaats
van een eurocentrische benadering is ook nodig en mogelijk
bij de beschrijving van het kolonialisme. Het gekozen
perspectief blijkt onder meer uit het gebruik van woorden,
zoals 'de primitieve negerbeschavingen'. Een voorbeeld van
een betere benadering:
'Overal waar Europeanen en
Afrikanen samen waren, uitte zich dit racisme op talloze
manieren. Het kon variëren van het geven van een
Europese naam aan zwart huispersoneel, omdat me de
Afrikaanse naam te ingewikkeld vond, tot zweepslagen of het
in een klem zetten van een voet, al naar de mening van de
Europeaan te weinig was gepresteerd." (14)
Zelfs al wordt in zoveel
woorden gesteld dat Europese mogendheden er vooral op uit
waren flinke winsten uit de koloniën te halen, dan nog
blijven er talloze manieren over om deze praktijken alsnog
te rechtvaardigen. Sommige auteurs laten ons schaamteloos
meekijken over de schouder van kolonisten. De kolonisatie en
dekolonisatie van Indonesië bijvoorbeeld verdienen
zeker een beschrijving vanuit het perspectief van de
Indonesiërs. Citaten uit het werk van bijvoorbeeld de
Indonesische schrijver Pramoedja Ananta Toer kunnen zo'n
perspectief laten zien en stimuleren leerlingen zich te
verdiepen in de Indonesische kant van de geschiedenis.
(15)
De
evolutie
Een jaag- en
verzamelcultuur, een akkerbouwcultuur waarbij een stok of
hak wordt gebruikt, of een nomadenleven. Volgens westerse
opvattingen tonen deze manieren van voedselvoorziening de
evolutie van de mensheid. Via het IJzeren en Bronzen
Tijdperk zou de evolutie zich geleidelijk aan voortzetten
naar het huidige tijdperk, de fase van de moderne mens. Zo
zou een natuurgodsdienst voorafgaan aan achtereenvolgens een
polytheïstische en een monotheïstische godsdienst.
Een economie op basis van ruil wordt opgevolgd door handel
op basis van geld. Deze lineaire ontwikkelingslijn dient
vaak om de Europese geschiedenis te kunnen
vastleggen.
Er ontstaat een probleem op
het moment dat deze ontwikkelingslijn als universeel geldend
wordt gemaakt. Toegepast op niet-westerse culturen betekent
het namelijk vaak dat 'anderen' nog niet zo ver zijn. Zij
worden gedegradeerd tot vertegenwoordigers van een vroegere
tijd.
'De mensen in de brons- en
ijzertijd wonen in dorpjes bij elkaar. Ze leven van de
opbrengst van het land. En van hun vee. Ook verzamelen ze
voedsel en ze gaan op jacht. (..) Deze manier van leven
bestaat nog steeds. Bijvoorbeeld bij de Wayana-Indianen in
Zuid-Amerika' (16)
Natuurlijk kun je je
afvragen of het idee van de stijgende lijn zo verkeerd is.
Wij zijn toch veel verder van hunebedbouwers en we hebben
toch steeds van onze geschiedenis geleerd? Nog los van de
vraag wie 'wij' zijn, blijft nuancering op zijn minst
noodzakelijk als niet-westerse culturen in beeld worden
gebracht. De verdeling van de geschiedenis in
ontwikkelingsfasen wordt wel heel relatief als men ziet hoe
sommige samenlevingen met sprongen door de verschillende
tijdperken gaan na in aanraking te zijn gekomen met 'het
Westen'.
De voorstelling van
ontwikkeling als een stijgende lijn is wijd verbreid. Alleen
al op die grond is een kritische stellingname noodzakelijk.
Een aanvulling met culturele hoogtepunten uit gebieden
buiten Europa relativeert weliswaar het beeld van Europa als
initiator van veranderingen. Maar dat is niet genoeg.
Respect komt er pas als de visies van andere volken en
culturen verwoord worden en de nadruk komt te liggen op
culturele uitwisseling en verworvenheden, in plaats van op
eenzijdige beïnvloeding en tekortkomingen.
4.4 Arm en rijk, Zuid en
Noord
De
ongelijkheid
De Noord-Zuid-problematiek
is de problematiek van ongelijkheid in economische en
politieke zeggenschap: landen in het Noorden zijn rijk ten
opzicht van landen in het Zuiden. De kunst is om deze
ongelijkheid zo te bespreken dat mensen, arm of rijk, op een
respectabele manier naar voren komen. Als het westerse
vooruitgangsmodel steeds uitgangspunt is, leidt dat
makkelijk tot beelden van landen waarin van alles ontbreekt,
waar mensen kennis ontberen en vooral hulp en advies nodig
hebben. Op die manier zijn bestaande negatieve oordelen
makkelijk bevestigd:
'Zestig jaar geleden was
Nederland minder ontwikkeld dan nu. Een paar voorbeelden:
Een ploeg werd getrokken door een paard. (..) Nu zijn er:
landbouwtrekkers, badkamers met douches, zesbaanswegen met
file, enzovoort. Al die dingen zijn voorbeelden van moderne
ontwikkeling. Al die dingen maken Nederland tot een
ontwikkeld land.
Maar in deze tijd zijn er
ook landen die deze moderne dingen niet hebben. Nou ja,
niet: in ieder geval zijn ze minder ontwikkeld. Beter
gezegd: ze zijn nog in ontwikkeling. We noemen ze daarom
ontwikkelingslanden.' (17)
Deze beschrijving is bijna
een karikatuur van etnocentrisme: een ontwikkelingsland is
een negatief van ons land.
Daar hebben mensen niet wat
wij allemaal wel hebben. Vanuit dat oogpunt wordt leerlingen
gevraagd foto's te bekijken. Zij stappen in de rol van
reiziger en aanschouwen vanuit een nogal verheven positie de
gebreken die ze elders aantreffen. Onbesproken blijft dat de
materiële welvaart die hier geschetst wordt, haar
keerzijde heeft.
Het enthousiasme over
'eigen' verworvenheden neemt af nu de tol van
milieuproblemen duidelijker wordt. Als alle aandacht gericht
is op het ontwikkelingsvraagstuk, komt armoede centraal te
staan en overheersen negatieve beelden.
Ontwikkelingseducatie
Ontwikkelingseducatie staat
voor de moeilijke taak armoede en ongelijkheid in beeld te
brengen, zonder dat stereotypen worden bevestigd of
opgeroepen. Schoolboeken kunnen een tegenwicht bieden tegen
de ongenuanceerde beelden die leerlingen elders krijgen
voorgeschoteld.
Dat kan allereerst door
landen duidelijk van elkaar te onderscheiden. Arme landen
verschillen onderling in historisch, economisch en cultureel
opzicht, dus zijn ook hun problemen en de oplossingen ervoor
niet allemaal hetzelfde.
Het kan bovendien goed zijn
om absolute verschillen tussen Noord en Zuid te verkleinen,
bijvoorbeeld door erop te wijzen dat armoede ook in het
Noorden en rijkdom ook in het Zuiden voorkomt.
Je kunt nog een stap verder
gaan door de bekende en vertekende beelden aan de orde te
stellen, zoals in het volgende fragment, dat verwijst naar
een foto van een Afrikaanse boer die een akker
besproeit.
'Een beeld zoals figuur 12
zie je niet vaak op TV. Berichten over Afrika zijn vaak
negatief. Is er dan iets positiefs te melden. Natuurlijk
wel. Maar bij geldinzamelingen wordt soms meer opgehaald als
de ellende duidelijk zichtbaar is. Toch zijn er positieve
ontwikkelingen. Zo is in de Sahel de voedselsituatie
verbeterd, worden uitgeputte bodems weer vruchtbaar gemaakt
en trekken minder plattelandsjongeren naar de stad.'
(18)
Oorzaak en
gevolg
Bij verklaringen over
onderontwikkeling moeten de vroegere en huidige politieke en
economische verhoudingen betrokken worden. Het volgende
citaat noemt een belangrijke oorzaak van armoede in
ontwikkelingslanden en van rijkdom in het
Noorden.
'Een kolonie moest aan het
land dat er de baas speelde allerlei grondstoffen tegen lage
prijzen leveren. Doordat een land gedwongen kolonie werd,
verloor het zijn zelfstandigheid en kon het zich niet verder
ontwikkelen. De Westeuropese landen ontwikkelden zich echter
opperbest. Vooral dankzij de goedkope grondstoffen uit de
koloniën, die daardoor arm bleven of nog armer werden.
De koloniën, die zich niet konden ontwikkelen bleven
daardoor, ook nadat ze zelfstandig werden, gedwongen hun
grondstoffen goedkoop te verkopen. Het is dus niet zo vreemd
dat de meeste ontwikkelingslanden vroeger koloniën zijn
geweest.' (19)
Kolonialisme verklaart niet
alles (sommige landen zijn immers niet of maar kort
gekoloniseerd geweest), maar wel veel. Dit citaat bevat een
historische verklaring die duidelijk stelt dat armoede niet
inherent is aan het Zuiden of rijkdom aan het Noorden.
Bovendien brengt die verklaring inzicht in de huidige
neokoloniale verhoudingen, de schuldenlasten en de
handelsbarrières die een belemmering blijven voor een
evenwichtiger economische verhouding. In die zin is het
Noorden mede verantwoordelijk voor verbetering.
Vooroordelen belemmeren vaak
dat informatie wordt opgepikt. Meestal heb je de neiging die
informatie op te nemen die aansluit bij wat je denkt of weet
en je oordelen bevestigt. Leerkrachten zullen vaak moeten
opbotsen tegen opinies die leerlingen al lang gevormd
hebben. Als bij een opdracht een beroep wordt gedaan op de
waarden en normen van leerlingen, dan een stappenplan een
manier zijn om hen tot een weloverwogen en beargumenteerde
keuze aan te zetten. Zo'n aanpak kan meer effect hebben dan
een plenaire discussie alleen.
4.5 Racisme en
discriminatie
Onderscheid in
ras
Het onderscheid in rassen
(bijvoorbeeld het gele, zwartre of blanke ras) met
betrekking tot mensen hoort niet in het onderwijs thuis.
Pseudo-wetenschappelijke pogingen om uiterlijke en
innerlijke kwaliteiten aan elkaar te verbinden, zijn
onhoudbaar gebleken.
Mensen verschillen op
oneindig veel manieren op elkaar. Huidkleur is maar
één verschil. 'Ras' was een probeersel en een
verkeerde gedachte, nog afgezien van alle racistische
uitwassen die daar het gevolg van waren. Des te pijnlijker
om te zien dat sommige schoolboeken een kritiekloze
benadering bevatten, zoals een schoolboek met een
wereldkaart 'waarop de rassen ingetekend zijn' en waarin
vervolgens wordt uitgelegd dat door migratie vermenging van
rassen plaatsvindt. (20) Alsof rassen bestaan en
oorspronkelijk hun eigen unieke kenmerken hadden.
Ook komt het voor dat het
onderscheid tussen allochtoon en autochtoon een onderscheid
in ras wordt, zoals in het volgende citaat.
'Er wonen in ons land ook
nog Chinezen, Italianen, Grieken en andere groepen.
Duidelijk is, dat Nederland eenmultiraciaal en daardoor ook
een multicultureel land is geworden.' (21)
Hier wordt 'ras' zonder meer
gekoppeld aan cultuur. In de volgende opdracht wordt de
koppeling met etniciteit gelegd.
'Wat valt op aan de foto?
(..) Deze kinderen behoren we/niet bij een ander ras of
volk. Zij behoren tot de zogenaamde etnische minderheden.'
(22)
Aan de hand van 'ras' wordt
de norm gesteld: blank is gewoon, niet-blank is anders.
Bovendien wordt ras, volk en etnische minderheid op
één hoop gegooid.
De relevantie van een
rasindeling als leerstof is er niet. De voorbeelden maken
duidelijk hoe problematisch elke bespreking opnieuw is en
hoe makkelijk racistische associaties bevestigd kunnen
worden.
In de werkelijkheid bestaat
wel een verband tussen huidkleur en sociale positie, maar
daaraan ligt racisme ten grondslag en niet de huidkleur.
Dát zou de invalshoek moeten zijn in het onderwijs.
Het spreekt tenslotte dan ook voor zich, dat de volgende
bewering niet als leerstof wordt gepresenteerd:
'Jodendom. Godsdienst en ras
zijn bij het Jodendom nauw verbonden.' (23)
Kom je in een schoolboek een
overzicht van rassen tegen, dan kun je altijd besluiten die
teksten over te slaan. Je kunt ze ook gebruiken om iets van
de geschiedenis van racisme aan de orde te
stellen.
Culturele
arrogantie
Een wapen in de strijd tegen
racisme is de verwijzing naar een traditie van
verdraagzaamheid in Nederland, van 'ons'.
'Vergeleken met andere
landen waren we in de 17e eeuw een verdraagzaam volk. De
joden werden hier niet om hun geloof of manier van leven
vervolgd. Op die verdraagzaamheid zijn we in de loop van de
tijd erg trots geworden. We gingen onszelf zien als het
meest verdraagzame volk dat er op de aardbol bestond.'
(24)
Een verworvenheid van de
Nederlandse cultuur is dus dat men niet hoort te
discrimineren ten aanzien van mensen met andere
geloofsovertuigingen of andere manieren van leven. Culturele
arrogantie, die onderkend wordt in de laatste zin van het
citaat, brengt vaak een ontkenning van racisme en
discriminatie met zich mee.
Het volgende citaat brengt
het vraagstuk van tolerantie een stuk
genuanceerder:
'Nederland heeft eeuwenlang
de naam gehad een zeer tolerant land te zijn. Tienduizenden
buitenlanders kwamen hierheen vanwege vrijheid van
godsdienst hier en de vervolging elders. Die tolerantie was
er niet alleen uit menslievendheid; ook handels- en
politieke overwegingen telden mee.
Vanwege die traditie van
verdraagzaamheid is het des te opvallender als in Nederland
uitingen van onverdraagzaamheid de kop opsteken. Racisme en
discriminatie leken problemen van anderen in andere landen,
maar zijn nu ineens vlakbij. Maar waren racisme en
discriminatie eigenlijk wel problemen van anderen?'
(25)
Daarna wordt gewezen op het
feit dat tijdens de Tweede Wereldoorlog uit Nederland,
vergeleken met de omringende landen, het grootste percentage
joden is weggevoerd. Nederland kende bovendien relatief de
meeste landverraders en neemt thans binnen West-Europa de
minste vluchtelingen op. Daarna wordt afgesloten
met:
'Maar er zijn natuurlijk ook
veel mensen in Nederland die wel verdraagzaam zijn en zelfs
actief zijn tegen racisme en discriminatie, die demonstreren
en het niet accepteren dat mensen onderscheid maken op grond
van kleur, geaardheid of wat dan ook.'(25)
Hieraan zou je de opdracht
kunnen verbinden dat leerlingen in hun woonplaats of in hun
provincie informatie inwinnen bij organisaties die zich
actief inzetten voor de positie van allochtonen, en bij
discriminatiemeldpunten.
4.6 Noten
1 Verken je wereld,
deel 3. Groningen: Jacob Dijkstra Educatieve Uitgeverij,
1986.
2 Wereldwijs, 1MHV.
Den Bosch: Malmberg, 1993. p.53.
3 Waarom Daar?, deel
2. Den Bosch: Malmberg, 1985. p.63.
4 Verken je wereld,
deel 6. Groningen: Jacob Dijkstra Educatieve Uitgeverij,
1989. p.70.
5 Geobas, deel 2.
Groningen: Jacob Dijkstra Educatieve Uitgeverij, 1990.
p.102.
6 Een wereld van
verschil, deel 2. Den Bosch: Malmberg, 1990.
p.11.
7 Radar,
Maatschappijleer voor bovenbouw HAVO/VWO. Groningen: Wolters
Noordhoff, 1994. p.145.
8 Wereld-in-delen,
tekstboek deel 2M. Haarlem: Gottmer Educatief, 1983.
p.124.
9 Sporen, deel 3.
Groningen: Wolters Noordhoff, 1993. p.
172-173.
10 Route
aardrijkskunde, deel 3. Groningen: Wolters Noordhoff, 1984.
p.27.
11 Kijk op de Tijd,
deel 1 MHV. Den Bosch: Malmberg, 3e dr. 1984.
p.128.
12 De Geo Geordend,
deel 2 LM. Amsterdam: Meulenhoff Educatief, 1988.
p.57-58.
13 De tijd zal het
leren, deel 3. Zeist: Dijkstra, 1985. p.63.
14 Sprekend Verleden,
deel 3 II. Rijswijk: Nijgh & Van Ditmar Educatief, 1987.
p.124.
15 Sporen, deel 3.
Groningen: Wolters Noordhoff, 1993. p.251.
16 Bij de tijd, deel
2. Den Bosch: Malmberg, 1986. p.64.
17 De Geo Geordend,
deel 2. Amsterdam: Meulenhoff Educatief, 1988.
p.28.
18 Formule Bos, deel
2. Groningen: Wolters Noordhoff, 1994.
p.63.
19 Driesprong, deel 2.
Educaboek BV, 1985. p.91.
20 Wereldbeeld, deel
1. Leiden: Educatief Uitgeverij, 1994.
p.15.
21 Verleden Tijd?,
deel 3. Amsterdam: Meulenhoff Educatief, 1987.
p.179.
22 Wereldwijs,
werkschrift 2. Den Bosch: Malmberg, 1994. p.
79.
23 Maatschappijleer
als opdracht voor het MDGO. Leiden: Spruyt, Van Mantgem
& De Does, 1990, p.24.
24 Vragen aan de
Geschiedenis, tekstboek deel 3. Groningen: Wolters
Noordhoff, 1986. p.218.
25 De multiculturele
samenleving; Waar sta jij? (Kernthema's Maatschappijleer).
Amsterdam: Meulenhoff Educatief, 1996.
top
of page
|