|
Interculturalisatie
én leermiddelen
Module
voor de tweedegraads
lerarenopleiding
(Docentenhandleiding)
- Auteur: Dr.
Hanneke Homan
- Eindredactie:
Tom van der Geugten en Theo van
Praag
- Versie 20
april 1999, ©Parel, Utrecht
1999
Overname
uit deze uitgave is toegestaan mits onder
bronvermelding
|
- Voorwoord
- Deel 1 Algemene
informatie
- 1.1 Noodzaak van
Interculturalisatie
- 1.2 Stromingen in
intercultureel onderwijs
- 1.3
Leermiddelen
- 1.4 Verandering en
weerstand
- 1.5
Kanttekeningen
- 1.6
Interculturalisatie en kwaliteitszorg
- Deel 2 Didactische informatie
en suggesties
- 2.1
Algemeen
- 2.2 Stap 1
Oriëntatie
- 2.3 Stap 2 Sprekende
voorbeelden
- 2.4 Stap 3 Je
persoonlijk perspectief
- 2.5 Stap 4
Vaardigheden en werkvormen
- 2.6 Stap 5 Het
werkveld
- 2.7 Stap 6
Leermiddelen
- 2.8 Stap 7 Conclusie
en presentatie
- 2.9 Stap 8 Evaluatie
en reflectie
- Deel 3 Alternatief stappenplan
voor individuele studie
- 3.1 Evaluatie /
toetsing
- 3.2 Beschrijving
stappenplan
Voorwoord
De module
"Interculturalisatie én leermiddelen" is het
resultaat van een gezamenlijke inspanning van de Hogeschool
van Amsterdam en Parel, het landelijk adviescentrum voor
interculturele leermiddelen te Utrecht. Testen met eerdere
versies van de module op de lerarenopleidingen van de HvA en
van Fontys Hogescholen in Tilburg hebben geresulteerd in een
compacte en doelgerichte redactie, waardoor de module
aantoonbaar bruikbaar is bij alle vakken van de tweedegraads
lerarenopleidingen in Nederland.
Deze
docentenhandleiding heeft een beperkte omvang en bevat
uitsluitend aanvullende informatie in vergelijking met de
studentenhandleiding, die dus tevens bedoeld is voor de
docent. Het is ook mogelijk dat studenten deze
docentenhandleiding raadplegen, bijvoorbeeld in verband met
het alternatieve stappenplan voor individuele
studie.
Deel 1 - Algemene
informatie
Hoofdstuk
1.1
Noodzaak van
interculturalisatie
Interculturalisatie, is dat
nou wel nodig en nuttig? Er is al veel gepubliceerd over
emancipatorisch onderwijs, over de wisselwerking tussen
"oude" en "nieuwe" Nederlanders en ook over de consequenties
van deze wisselwerking voor het onderwijs. Toch heeft dit
niet geleid tot een inclusief curriculum. Spannende
avonturen in geschiedenisboeken worden nog voornamelijk
beleefd door jongens met een lichte huidskleur. De rol van
vrouwen blijft maar al te vaak onderbelicht en allochtone
hoofdrolspelers, of leerlingen die leven in twee culturen,
worden in de meeste leermiddelen beleefd genegeerd.
Marginalisering en het ontbreken van
identificatiemogelijkheden in verhalen en afbeeldingen
veroorzaakt al snel desinteresse bij allochtone leerlingen.
Onbekendheid met verschillende leefwerelden leidt
gemakkelijk tot vooroordelen bij alle leerlingen, allochtoon
en autochtoon.
De overheid heeft wettelijke
kaders aangegeven voor intercultureel onderwijs (ICO). De
Wet op het voortgezet onderwijs van 1989 stelt dat
"leerlingen leren te leven met overeenkomsten en verschillen
die verbonden zijn aan etnische achtergronden. Dit patroon
van relaties moet gericht zijn op gelijke kansen en
gezamenlijk functioneren in de Nederlandse samenleving."
Deze wettelijke verplichting van ICO heeft sindsdien zijn
weg gevonden in diverse voorschriften, zoals de kerndoelen
basisonderwijs en basisvorming.
Ook vanuit de samenleving
worden vragen gesteld over diversiteit en onderwijs. In een
publieksonderzoek uit 1996 over de vormgeving van het
onderwijs in de toekomst bleek zorg over de vragen "Hoe
houden we de nieuwe ontwikkelingen bij?" en "Hoe houden we
de samenleving bijeen?".
De eerste vraag verwoordt de
zorg rond technologische vernieuwingen. Vraag twee benadrukt
een wijd verbreid gevoel van bezorgdheid over de sociale
cohesie in Nederland. Intercultureel onderwijs is juist
gericht op het bevorderen van saamhorigheid en op het
elimineren van discriminatie en marginalisering.
Er bestaat al een lange
traditie van emancipatorisch onderwijs in Nederland. Meisjes
en arbeiderskinderen zijn de bekendste doelgroepen en er is
geen reden om te veronderstellen dat dit proces in alle
geledingen van de maatschappij is voltooid. Voor de in-,
door- en uitstroom in het basis- en voortgezet onderwijs
zijn voor deze groeperingen echter nauwelijks belemmeringen.
De laatste jaren is de aandacht verschoven naar allochtone
leerlingen. Om de doorstroom te bevorderen zijn er middelen
beschikbaar gesteld voor leerlingen die het Nederlands als
tweede taal spreken (NT2). Ook zijn er extra middelen voor
het onderwijs in de eigen taal en cultuur (OETC) of alleen
de eigen taal (OET). Ook zijn er op kleinere schaal diverse
programma's en leermiddelen ontwikkeld.
Hoofdstuk 1.2
Stromingen in
intercultureel onderwijs
De basisgedachte ten aanzien
van ICO is dat meer aandacht voor de verschillende
groeperingen leidt tot meer begrip voor onderlinge
verschillen en meer inzicht in wederzijdse overeenkomsten.
De extra aandacht kan tot uiting komen in extra lessen voor
de doelgroepen of in de samenstelling van het docententeam
maar ook in de mate waarin de leerweg
identificatiemogelijkheden biedt aan leerlingen. Meer begrip
- zo is de verwachting - vertaalt zich vervolgens in goede
relaties tussen leerlingen en in adequate opvang en
begeleiding.
Op zich zijn de
doelstellingen voor ICO dus niet revolutionair. Het
onderwijsveld streeft altijd al naar het optimaliseren van
het leerproces; de ene keer zoekt men het in de breedte, dan
weer in de diepte of, zoals recentelijk, in de
groepsgrootte. Het bereiken van zoveel mogelijk leerlingen
en een goede uitstroom zijn bekende doelstellingen dus
waarin onderscheidt zich de interculturele aanpak van het
"gewone" onderwijs?
Uit onderzoek is gebleken
dat grofweg vijf verschillende stromingen in ICO zijn te
onderscheiden. Deze zijn beschreven in bijlage 6 van de
studentenhandleiding. Kort samengevat komt het erop neer dat
twee stromingen zich vooral richten op de situatie in de
klas en betreffen leerlingen, hun ouders en
onderwijsgevenden, waarbij in het eerste geval het accent
wordt gelegd op menselijke relaties; bij de tweede stroming
worden cultuurverschillen geaccentueerd. Een derde stroming
is een inhaalprogramma voor ondergewaardeerde of voorheen
uitgesloten groeperingen. Deze aanpak is in eerste instantie
van belang voor leden van die betreffende groep die hierdoor
meer "zichtbaar" worden en een stem krijgen. Een vierde
stroming is beleidsmatig en schoolgericht en van belang voor
schoolleiders en lokale overheden. De vijfde stroming neemt
de samenleving als uitgangspunt en manifesteert zich vooral
op het politieke vlak. De doelstellingen voor deze module
sluit aan bij de tweede en vierde stroming.
Hoofdstuk 1.3
Leermiddelen
Er is inmiddels ook meer
aandacht gekomen voor de verborgen, rolbevestigende en soms
discriminerende boodschappen die nogal eens via leermiddelen
worden doorgegeven. Er zijn diverse methoden ontwikkeld om
leermiddelen op diverse punten te analyseren. Ten aanzien
van het interculturele gehalte van leermiddelen kan echter
nog veel worden verbeterd, aldus de uitkomsten van onderzoek
van de stichting Parel, het landelijk adviescentrum voor
interculturele leermiddelen te Utrecht dat als enige in
Nederland in dit aspect van leermiddelen is gespecialiseerd.
De daad bij het woord voegend heeft PAREL deze module
geproduceerd.
Bij deze module is ervan
uitgegaan dat bij het analyseren van leermiddelen niet kan
worden volstaan met een criterialijst, een checklist waarmee
een leermiddel gescreend kan worden. In dit analyseproces
spelen immers ook de eigen ervaring van de student met
culturele diversiteit en de stand van zaken in het veld, in
scholen voor voortgezet onderwijs. In deze module worden
deze drie elementen, de eigen ervaring, het werkveld en de
leermiddelen, aan elkaar gerelateerd waardoor de student een
breed referentiekader ontwikkelt voor intercultureel
onderwijs. Met deze benadering wordt aangesloten bij de
"ABCD-kroon", het door de Projectgroep ICO ontwikkelde
analyse-instrument voor interculturele kwaliteit van het
primair proces, waarbij in relatie met elkaar aandacht wordt
besteed aan "Autobiografie", "Biografie", "Conflict" en
"Dialoog".
Hoofdstuk
1.4
Verandering en
weerstand
Elke verandering gaat
gepaard met weerstreven en de introductie van
interculturalisatie in het onderwijs gaat niet zonder slag
of stoot. ICO is een containerbegrip geworden waar nog wel
eens ongenoegen op wordt afgewenteld. Veel gehoorde klachten
zijn bijvoorbeeld: docenten zijn onvoldoende geschoold in
intercultureel onderwijs en door een overvol programma is er
weinig tijd voor nog iets "nieuws"; er zijn maar weinig
studenten uit etnische minderheidsgroepen; er zijn te weinig
stage scholen met een divers leerlingenbestand; er is
nauwelijks vraag naar interculturalisatie vanuit het
onderwijsveld; de overheid bezuinigt en fuseert en stelt
onvoldoende faciliteiten ter beschikking.
Om maar met de laatste
klacht te beginnen. Dat de overheid flink heeft bezuinigd en
fusies heeft geëntameerd daar valt niets tegen in te
brengen, maar betekent dit ook dat er weinig faciliteiten
zijn voor de ontwikkeling van ICO? Er wordt momenteel op
verschillende niveaus gewerkt aan interculturalisatie;
bevordering van in- door- en uitstroom in het HBO, materiaal
ontwikkeling, rekrutering van studenten uit etnische
minderheidsgroepen, etc. Dat stagescholen mono-cultureel
zijn kan, gezien de doelstellingen voor ICO, op zich geen
reden zijn om niet toe te werken naar
interculturalisatie.
Weerstand tegen verandering
doet zich ook voor bij docenten. En dat is wel begrijpelijk,
ook docenten ontlenen hun professionele zekerheden aan
datgene wat ze al weten. Het verwerven van nieuwe kennis en
het toepassen van andere methoden is een moeizaam proces
waar veel tijd mee is gemoeid. Het in praktijk brengen van
nieuwe inzichten vereist in sommige gevallen het overboord
zetten van zekerheden, zowel in de didactische benadering,
als in het aanbod van leermiddelen.
In Nederland is bijscholing
van docenten op het gebied van interculturaliteit nog geen
algemene praktijk. In de progressieve staten van Amerika is
al jarenlang ervaring opgedaan op dit gebied en de
bevindingen zijn hoogst interessant. Niet alleen het
studeren op nieuwe lesinhouden en op andere didactische en
pedagogische benaderingen maar vooral de vereiste
introspectie, onontbeerlijk om eigen vooroordelen te
onderzoeken, stuit op onwil en afweer bij veel lesgevenden.
In een in dagboekstijl geschreven boekje, beschrijft
Sleeter, professor te Madison, hoe ze, zwaar gefrustreerd
door de one day flash and dash workshops die toch geen
blijvende veranderingen opleverden, besloot om maar eens een
jaar lang bijscholing te verzorgen. Na dat jaar volgde nog
een jaar voor de enthousiastelingen. Toen ze na ruim twee
jaar weer in de klas kwam observeren, kon ze alleen maar
constateren dat de training nauwelijks merkbare
veranderingen had opgeleverd. De docenten "vervielen" al
snel weer tot hun vertrouwde manier van les
geven.
Vergelijkbare ervaringen
zijn, op kleine schaal, ook opgedaan in Nederland, toen het
KPC intercultureel lesmateriaal had ontwikkeld. Gezien deze
ervaringen is het van groot belang dat interculturalisatie
al tijdens de opleiding aan de orde komt opdat het deel kan
gaan uitmaken van "de vertrouwde manier van lesgeven" van
toekomstige docenten.
Hoofdstuk 1.5
Kanttekeningen
Ook worden er kritische
kanttekeningen geplaatst door mensen uit etnische
minderheidsgroeperingen zoals bijvoorbeeld Anil Ramdas. Deze
in Suriname geboren Nederlandse schrijver, waarschuwt tegen
het idealiseren van het verleden door buitenstaanders. Hij
stelt dat "culturele instellingen allochtonen dreigen te
smoren in hun herinnering en hun traditie die van buiten zo
romantisch en idyllisch lijkt."
Veel van de bestaande
interculturele projecten zijn inderdaad gericht op
traditionele cultuuruitingen uit de landen van oorsprong.
Deze projecten doen weinig recht aan de belevingswereld van
allochtone leerlingen hier in Nederland en het risico
bestaat dat een aan hun herkomstland ontleende context hen
niets zegt. Leerlingen kunnen daardoor flink in verlegenheid
worden gebracht, want ze realiseren zich natuurlijk
haarscherp dat ze geacht worden de situatie te herkennen.
Bovendien gaat een dergelijke aanpak voorbij aan het
dialectisch karakter van ICO.
Dat wil zeggen dat ook de
dominante cultuur verandert of het nu is doordat er meer
talen worden gesproken, of omdat er nu rekening wordt
gehouden met voorheen weinig bekende religies, of omdat
allochtonen een economische doelgroep zijn, of omdat er meer
allochtoon personeel wordt aangetrokken in alle geledingen
van een organisatie, of, of...
Hoofdstuk 1.6
Interculturalisatie en
kwaliteitszorg
In deze module ontwikkelen
studenten inzicht in de plaats van ICO in het kader van het
totale schoolbeleid en vormen ze zich een beeld van hun
eigen mogelijkheden tot bijdrage aan
onderwijsinterculturalisatie, zowel in het primaire proces
als binnen dat grotere kader.
Interculturalisatie binnen
het onderwijs draagt bij tot betere randvoorwaarden voor een
succesvolle schoolcarrière, ofwel tot maximalisatie
van het rendement. Deze termen zijn niet gebonden aan
idealisme of kindvriendelijkheid maar verwijzen naar een
nogal zakelijke benadering van het onderwijsgebeuren. Niet
iedereen zal zich verheugen in de terminologie van het
Ministerie van O, C en W waarin de scholen worden beschreven
als "moderne professionele arbeidsorganisaties." De
toenemende verzelfstandiging van scholen, de lumpsum en de
grotere vrijheid bij curriculum invulling, vragen echter wel
om een zakelijke opstelling met oog voor kwaliteit. Ook uit
concurrentieoverwegingen - de slag om de leerlingen - is de
zorg voor kwaliteit een belangrijke factor.
Kwaliteitszorg is ontwikkeld
in het bedrijfsleven maar op HBO-niveau is er al een
vertaalslag gemaakt naar het onderwijs. Kwaliteitszorg, in
zijn algemeenheid, richt zich op de beheersing van processen
binnen een organisatie. Dat wil zeggen dat duidelijk is
vastgelegd, vaak in de vorm van een handboek, hoe processen
verlopen. Kwaliteitszorg zegt in principe niets over het
eindproduct. In plaats van te spreken over input, throughput
en output, zoals in het bedrijfsleven, praten we in het
onderwijs over instroom, doorstroom, en uitstroom. Centraal
staan de wensen van de klant, de cliënt - en in het
onderwijs zijn dat de leerling en zijn ouders/verzorgers.
Een fundamenteel verschil tussen het onderwijs en het
bedrijfsleven is gelegen in de rol van de overheid die door
middel van landelijke Cito-toetsen en eindexamens
normstellend is voor het niveau, ofwel de kwaliteit, en niet
de cliënt. De mogelijke inbreng van ouders/verzorgers
ligt dan ook meer op het vlak van de onderwijskundige
begeleiding. Kwaliteitszorg is een cyclisch proces dat zich
steeds hernieuwt, met andere woorden er dient systematisch
onderzoek te geschieden naar wat de behoeften zijn van de
cliënt, en of de organisatie er in slaagt aan die
behoeften tegemoet te komen.
Deel 2 - Didactische
toelichting en suggesties
Hoofdstuk
2.1
Algemeen
De module is opgezet volgens
een overzichtelijk en doelgericht stappenplan dat aansluit
bij het concept leren-leren, ook wel genoemd zelfstandig of
autonomer studeren, waarbij het actieve en gevarieerde
studieproces op grote lijnen wordt gestuurd. Door de zeer
praktische opzet is de module goed bruikbaar in combinatie
met meer theoretische literatuurstudie door studenten; zie
bijvoorbeeld de boeken van Van der Werf en Bruin/Van der
Heijde, genoemd als aanvullend studiemateriaal in de
studentenhandleiding.
Informatie- en
communicatietechnologie (ICT) heeft een belangrijke plaats
in de module.
Bedoeling is dat
verslaggeving van studenten aan docent per e-mail
plaatsvindt en dat studiemateriaal en nadere informatie
wordt verkregen via het internet. Daarbij is het wenselijk
dat (een deel van) de bijeenkomsten plaatsvindt in een
computerlokaal met internetmogelijkheden, zodat studenten
het studiemateriaal ter plaatse kunnen binnenhalen en op een
eigen diskette digitaal opslaan.
Het is ook mogelijk dat de
docent een aan zijn eigen situatie aangepaste versie van de
studentenhandleiding maakt en deze (digitaal) beschikbaar
stelt. Natuurlijk kunnen al deze zaken ook plaatsvinden op
de traditionele "papieren" manier.
De module is goed te doen in
40 studielasturen en kan als op zichzelf staande eenheid
worden aangeboden. De module kan echter ook worden
gerealiseerd in samenhang met al in gebruik zijnde modules
rond interculturalisatie, curriculumplanning of bijvoorbeeld
een vakoverstijgende verbredingsmodule over de
multiculturele samenleving. Flexibele planning is mogelijk
omdat voor elk onderdeel de organisatie en tijdsinvestering
duidelijk is aangegeven. Het hele stappenplan kan in acht
weken, maar ook in minder of meer worden
gerealiseerd.
In de stappen zijn de
volgende soorten studiesituaties te
onderscheiden:
- plenaire bijeenkomst met
docent in geplande collegetijd;
- werkgroepbijeenkomst in
geplande collegetijd;
- werkgroepbijeenkomst op
zelf te bepalen tijd en plaats;
- individueel zelfstandig
werken op zelf te bepalen tijd en plaats.
Centraal in elke stap staat
onderdeel b (plenaire bijeenkomst met docent en/of
werkgroepbijeenkomst in geplande collegetijd), voorafgegaan
door onderdeel a (werkgroepbijeenkomst en/of individueel
zelfstandig werken op zelf te bepalen tijd en plaats) en
gevolgd door onderdeel c (werkgroepbijeenkomst en/of
individueel zelfstandig werken op zelf te bepalen tijd en
plaats).
De acht stappen zijn
doelgericht in volgorde geplaatst, waarbij meestal wel met
een nieuwe stap begonnen kan worden als de voorgaande nog is
afgerond, zoals in het volgende programma:
- week 1: stappen 1a, 1b,
1c, 2a en 3a;
- week 2: stappen 2b, 2c,
3b, 3c, 4a;
- week 3: stappen 4b, 5a
en 4c;
- week 4: stappen 5b, 5c,
6a;
- week 5: stappen 6b en
6c;
- week 6: stap
7a;
- week 7: stappen 7b, 7c
en 8a;
- week 8: stappen 8b en
8c.
Gezien de praktische insteek
- probleemgestuurd leren, casuïstiek - zal de module
vooral effect sorteren als er een directe relatie is met de
praktijk. De module kan bijvoorbeeld zeer effectief zijn
tijdens de voorbereiding op een stage.
Samenwerken in werkgroepen
en informatie-uitwisseling in plenaire bijeenkomsten vormen
belangrijke elementen van de module. Voor die situaties
waarin dit niet mogelijk of wenselijk is, is hierna een
alternatief stappenplan voor individuele studie
opgenomen.
Om spraakverwarring en
wederzijds onbegrip te voorkomen zijn in de Inleiding
redelijk eenvoudige definities van belangrijke begrippen
opgenomen die lopende de module gehanteerd kunnen worden. In
de te bestuderen Inleiding van Waar een wil is ... zijn
recente ontwikkelingen in ICO kort en duidelijk beschreven.
In stap 2b kan hiernaar worden verwezen. Meer uitgebreide
definities en bespreking vindt u in de boeken van Mok
(Kieskleurig), Bruin en Van der Werf. De laatste twee boeken
bevatten een beschrijving van de geschiedenis van ICO in
Nederland.
Hoofdstuk 2.2
Stap 1
Oriëntatie
Als motiverende instap kan
de docent studenten confronteren met de rol van leermiddelen
en docenten door ze een "slecht" voorbeeld van een
leermiddel voor te leggen (bijvoorbeeld een fotokopie van
een pagina) en ze in groepjes te laten discussiëren
over de vraag: Wat is hier niet zo best en hoe zou jij
hiermee omgaan voor de klas (wat betreft inhoud en
werkvorm)?
Voor een doelgericht
studieproces is het belangrijk dat studenten weten wat van
ze wordt verwacht, een aspect wat bij stappen 1b en 1c veel
aandacht verdient.
Bij een uitleg van de module
kan bovenstaande algemene informatie worden
gebruikt.
Bij de samenstelling van
werkgroepen is heterogeniteit gewenst, bijvoorbeeld wat
betreft sekse en culturele achtergrond.
Hoofdstuk 2.3
Stap 2 Sprekende
voorbeelden
Onder het motto "goed
voorbeeld doet goed volgen" moet de bestudeerde literatuur
studenten duidelijk maken hoeveel al aan ICO wordt gedaan in
Nederland. Helaas is bij de test van deze module gebleken
dat het nauwelijks meer mogelijk is om door middel van de in
Waar een wil is ... (gedrukte versie) vermelde
telefoonnummers informatie te verwerven over de genoemde
projecten.
Belangrijk is dat studenten
in deze stap kennismaken met voorbeelden van "good
practice", waarvan de waarde benadrukt kan worden door
vergelijking met een minder goed voorbeeld. Als u niet zelf
beschikt over een voorbeeld uit het betreffende vakgebied
kunt u gebruik maken van een voorbeeld uit de gedrukte
versie van Kieskleurig. (In de ingekorte internetversie
hiervan worden diverse voorbeelden niet
behandeld.)
Informatie over en van
instellingen en groepen op het terrein van ICO kan op
internet worden gevonden via de links op de Parelsite. In
verband met wijzigingen verdient het aanbeveling de
bereikbaarheid van organisaties te controleren
Hoofdstuk 2.4
Stap 3 Je persoonlijk
perspectief
In deze stap doen de
studenten aan introspectie teneinde hun eigen levenervaring
- profiel - te relateren aan interculturalisatie. Het is van
belang dat de studenten ook hun eigen ervaring met
interculturaliteit in beeld brengen. Immers niet iedereen
heeft dezelfde voorgeschiedenis en niet iedereen heeft
ervaring met positieve en/of negatieve aspecten van
interculturalisatie. Het is de bedoeling dat de studenten
inzicht krijgen in de wisselwerking tussen de eigen ervaring
en het werkveld. Ook voor de docent kan het nuttig zijn deze
oefening eens te doorlopen. Er zijn vele mogelijkheden om de
eigen situatie in beeld te brengen; de focus is op de
persoon zelf, de familie, de omgeving, geografisch, etnisch,
religieus, taal, leeftijd, school, studie, vriendenkring,
belangrijke gebeurtenissen enzovoort. Gegevens kunnen
gegroepeerd worden rondom de cultuur waarin de persoon in
kwestie is opgegroeid of in de vorm van een tijdbalk of
wellicht als een stamboom. Een beschrijving van het sociale
netwerk verduidelijkt de context waarbinnen de iemand
fungeert: sportclub, kaarten, uitgaan, vrijwilligerswerk,
eigen kinderen opvoeden, enzovoort. Terugkijkend op profiel
en netwerk wordt geanalyseerd welke rol interculturaliteit
speelt in het dagelijks bestaan.
Het is moeilijk de portee
van discriminatie, marginalisatie of racisme te begrijpen
als je het zelf nooit hebt ervaren. Bij trainingen in het
kader van "scholen tegen racisme", waarbij leerlingen worden
verdeeld in twee kampen (personen met blauwe ogen en met
bruine ogen) wordt bijvoorbeeld de kwetsbaarheid op grond
van uiterlijke kenmerken en stereotiepen over de dominante
cultuur duidelijk gemaakt.
De vragen die binnen de
werkgroep aan de orde komen, zijn gericht op het onderzoeken
van de samenhang tussen persoonlijke ervaring en visie op
interculturaliteit. Daarbij zijn verschillende invalshoeken
mogelijk: onderstaand voorbeeld is ontleend aan Hofstede''s
categorieën, zoals uiteengezet in Allemaal
andersdenkenden. Daarbij dienen vijf cultureel bepaalde
factoren als leidraad voor de discussie, factoren waar alle
mensen mee te maken hebben: de verhouding individu &endash;
gemeenschap, machtsafstand, de verhouding man - vrouw,
tijdsoriëntatie en communicatiestijl.
Hoofdstuk
2.5
Stap 4 Vaardigheden en
werkvormen
Vooruitlopend op toepassing
in stap 6 van een van de gestelde criteria in de Parelwijzer
wordt in stap 4 stilgestaan bij de rol van bepaalde door de
docent te hanteren werkvormen en door de leerlingen te
beoefenen vaardigheden in verband met interculturalisatie.
Daarbij wordt een link gelegd met recente kerndoelen en
eindtermen op het terrein van "leren leren", "leren
communiceren" en "leren reflecteren op het leerproces", voor
veel docenten en leerlingen nog een vrij onbekend terrein.
Met de inwerkingtreding van deze overheidsvoorschriften en
het verschijnen van daarop afgestemde leermiddelen zullen
toekomstige docenten ook adequaat moeten worden voorbereid
op deze veranderende situatie. Studenten moeten kennis
verwerven van betreffende verplichtingen en mogelijkheden,
en inzicht in de wijze waarop door middel van weloverwogen
werkvormkeuze bestaande leermiddelen op een meer
interculturele manier kunnen worden gebruikt.
In de studentenhandleiding
krijgen studenten de opdracht "een aantal speciaal voor ICO
ontwikkelde leermiddelen (zoals uit de serie "Bouwstenen
voor intercultureel onderwijs")" te analyseren "op
vaardigheden en werkvormen die goed bij ICO passen".
Wellicht moet de docent studenten op het volgende wijzen. De
Preambule bij de kerndoelen basisvorming en examenprogramma
vmbo bevat zes paragraafjes met algemene onderwijsdoelen,
waarvan de eerste bestaat uit vakoverstijgende thema's (zie
in dit verband met name 1.4). De overige vijf (2 t/m 6)
bestaan uit algemene vaardigheden, waarvan 3.7, 4.1 t/m 4.7
en 6.3 (bavo) / 6.4 (vmbo) heel goed bij de doelstellingen
van ICO passen. Bij al deze (door leerlingen te beoefenen)
vaardigheden passen bij uitstek opdrachts- en gespreksvormen
(als door docenten te kiezen didactische
werkvorm)
Docenten wordt geadviseerd
een kleine hoeveelheid lesmateriaal van goede kwaliteit te
selecteren en aan de studenten voor te leggen. Voor
studenten in mens- en maatschappijvakken is een geschikte
mogelijkheid de (bij studiemateriaal genoemde en via
internet beschikbare) lesbrief Weten wie je bent. Molukkers
in Nederland, waarbij in de opdrachten is geprobeerd de
algemene vaardigheden van de Preambule bij de kerndoelen
basisvorming 1998-2003 te operationaliseren.
Hoofdstuk 2.6
Stap 5 Het
werkveld
Voor het in beeld brengen
van de stand van zaken op scholen is een vragenlijst
(bijlage 5) afgeleid van het Model Nederlandse Kwaliteit en
het model voor kwaliteitsonderzoek van de European
Foundation for Quality Management, waarbij gezocht is naar
een zo min mogelijk bedreigend overkomende formulering.
Belangrijk is dat studenten in hun contacten met een school
een positieve draai geven aan hun nieuwsgierigheid door met
nadruk interesse te tonen voor "good practice" en
mogelijkheden voor verdere verbetering.
Hoofdstuk
2.7
Stap 6 Leermiddelen
In deze stap integreren de
studenten hun kennis en ervaring, opgedaan in voorgaande
stappen wat betreft slechte en goede voorbeelden, hun
persoonlijk perspectief, mogelijke werkvormen en
vaardigheden en de situatie in het werkveld. Bedoeling is
dat ze een zo goed mogelijk beeld krijgen van het
interculturele gehalte van leermiddelen. Om dat te bereiken
moeten zij gedurende de geplande uren beschikken over een zo
compleet mogelijke collectie recente schoolboeken. Gezien
het doel van deze stap is het daarbij beter een kleiner
aantal methoden (leergangen) compleet en grondig te
analyseren, dan een groter aantal steekproefsgewijs en
oppervlakkig. Voor de evenwichtigheid van de analyse is het
gewenst dat elke student alle criteria van de Parelwijzer
gelijktijdig hanteert. Wel is het goed mogelijk dat de
diverse onderdelen van een methode (leergang) binnen een
werkgroep wordt verdeeld. Het verdelen van de criteria is
dus minder gewenst.
Hoofdstuk
2.8
Stap 7 Conclusie en
presentatie
In deze stap worden
studenten uitdrukkelijk uitgenodigd aan hun constateringen
een handelingsperspectief toe te voegen.
De vijf beoordelingscriteria
voor de presentaties (studentenhandleiding hoofdstuk 1.3)
zijn bruikbaar door docent en studenten. Bij de eerste vier
criteria gaat het vrijwel om feitelijk te constateren zaken;
alleen bij criteria 5 gaat het om een oordeel. Als de docent
er voor kiest studenten mede te laten beoordelen kan hij
bijvoorbeeld een medestudent vragen de vijf punten tijdens
en direct na afloop van de presentatie schriftelijk toe te
passen in het resultaat in te leveren.
Hoofdstuk
2.9
Stap 8 Evaluatie en
reflectie
In deze stap krijgen
studenten de ruimte individueel een weloverwogen standpunt
in te nemen waarbij de docent de vereiste elementen zowel
kwantitatief als kwalitatief kan beoordelen.
Deel 3 - Alternatief
stappenplan voor individuele studie
Hoofdstuk 3.1
Evaluatie /
toetsing
Werkdossier en
presentatie
Gedurende het werk aan deze
module houdt de student een werkdossier bij dat tot slot bij
de docent ter beoordeling wordt ingeleverd. Het bevat ten
minste:
- 1 Logboek (vermelding
per stap van activiteiten, tijdstip, studielast,
taakverdeling; reflectieve notities);
- 2 Planning activiteiten
(stap 1);
- 3 Verslag stap
2;
- 4 Verslag stap 3 met
beschrijving persoonlijk perspectief;
- 5 Verslag stap
4;
- 6 Verslag stap
5;
- 7 Verslag stap
6;
- 8 Verslag stap 7 met
presentatie (conform criteria zoals genoemd in
beschrijving stap 7).
- 9 Reflectie en
werkdossier (stap 8)
- Beoordeling
Eindcijfer is het gemiddelde
van de cijfers van werkdossier en presentatie, die beide ten
minste voldoende moeten zijn.
Hoofdstuk 3.2
Beschrijving alternatief
stappenplan
Stap 1 Oriëntatie (4
uur)
Bezint eer ge
begint!
- Bestudeer de
studentenhandleiding (SH; exclusief hoofdstuk 1.4 en deel
2) en dit alternatief stappenplan. Realiseer je goed wat
bij elke stap van je wordt verwacht en wat daarvan de
bedoeling is (zie hoofdstuk SH 1.2). Let speciaal op
begrippen en betekenissen ervan in hoofdstuk SH
1.1.
- Maak een planning van
uit te voeren activiteiten en stuur (binnen een week) een
exemplaar naar je docent.
- Begin met het aanleggen
van je werkdossier en het bijhouden van je logboek (zie
hoofdstuk SH 1.3).
Stap 2 Sprekende voorbeelden
(5 uur)
Onder het motto "goed
voorbeeld doet goed volgen" word je in deze stap duidelijk
hoeveel al aan ICO wordt gedaan in Nederland.
- Bestudeer:
- Voorwoord, Inleiding en
hoofdstukken 1, 2 en 3 uit het boek Waar een wil is.. (zie
hoofdstuk SH 1.5) Door bestudering van dit boek krijg je een
indruk van de stand van zaken van ICO (anno 1996) in
Nederland. Informatie over en van instellingen en groepen op
het terrein van ICO kan op internet worden gevonden via de
links op de Parelsite.
- hoofdstuk 1.1 van de
docentenhandleiding.
- Begin met de
voorbereiding van stap 5b: kies een school; informeer
naar mogelijkheden; maak een afspraak.
- Bedenk naar aanleiding
van de "sprekende voorbeelden" uit Waar een wil is ...
een aantal vragen met betrekking tot ICO in jouw
vakgebied die je op een school aan een vakdocent zou
willen stellen. Neem deze op in je werkdossier en bewaar
ze voor stap 5.
- Werk je werkdossier
(inclusief logboek) bij.
- Stuur na voltooiing je
docent een verslag van deze stap.
Stap 3 Je persoonlijk
perspectief (5 uur)
In deze stap doe je aan
introspectie teneinde hun eigen levenervaring - profiel - te
relateren aan interculturalisatie. Het is van belang dat je
ook je eigen ervaring met interculturaliteit in beeld
brengen. Immers niet iedereen heeft dezelfde
voorgeschiedenis en niet iedereen heeft ervaring met
positieve en/of negatieve aspecten van interculturalisatie.
Het is de bedoeling dat je inzicht krijgt in de
wisselwerking tussen de eigen ervaring en het werkveld.
Terugkijkend op profiel en netwerk wordt geanalyseerd welke
rol interculturaliteit speelt in het dagelijks
bestaan.
· Bestudeer:
- Waar een wil is...
hoofdstukken 4 t/m 8;
- hoofdstuk 1.2 van de
docentenhandleiding.
· Geef antwoord op de vragen
van bijlage 1 en bespreek deze met iemand in je omgeving.
Kom tot slot tot een conclusie over de volgende vraag: Met
welke culturele verschillen hebben we in onze directe
omgeving te maken en hoe belangrijk zijn deze?
· Stel vast wat jouw
persoonlijk perspectief ten aanzien van ICO is. Ga als volgt
te werk.
(1) Beschrijf wat je je
herinnert van je eigen schoolloopbaan aan de hand van
bijlage 2.
(2) Geef vervolgens met
bijlage 3 aan hoe je prioriteiten liggen als het om de
toekomst van ICO en je schoolloopbaan gaat.
(3) Tel daarna volgens
bijlage 4 de genoteerde cijfers op en kijk of je je herkent
in de beschrijvingen van het perspectief met de hoogste
score.
(4) Geef tot slot een
beschrijving van je persoonlijk perspectief ten aanzien van
ICO met gegevens uit (1), (2) en (3). Neem dit op in je
werkdossier.
· Werk je werkdossier
(inclusief logboek) bij.
· Stuur na voltooiing je
docent een verslag van deze stap met de beschrijving van je
eigen perspectief.
Stap 4 Vaardigheden en
werkvormen (5 uur)
Vooruitlopend op toepassing
in stap 6 van een van de gestelde criteria in de Parelwijzer
wordt in stap 4
stilgestaan bij de rol van
bepaalde door de docent te hanteren werkvormen en door de
leerlingen te beoefenen vaardigheden in verband met
interculturalisatie. Daarbij wordt een link gelegd met
recente kerndoelen en eindtermen op het terrein van "leren
leren", "leren communiceren" en "leren reflecteren op het
leerproces", voor veel docenten en leerlingen een nog vrij
onbekend terrein. Met de inwerkingtreding van deze
overheidsvoorschriften en het verschijnen van daarop
afgestemde leermiddelen zullen toekomstige docenten ook
adequaat moeten worden voorbereid op deze veranderende
situatie. Studenten moeten kennis verwerven van betreffende
verplichtingen en mogelijkheden, en inzicht in de wijze
waarop door middel van weloverwogen werkvormkeuze bestaande
leermiddelen op een interculturele manier kunnen worden
gebruikt.
· Bestudeer
- Waar een wil is...: hst. 9
t/m 12;
- hoofdstuk 1.3 van de
docentenhandleiding.
· Inventariseer bij ICO
passende vaardigheden en werkvormen in leerlingen- en
docentenmateriaal (let met name op opdrachten). Ga als volgt
te werk:
(1) Neem de kerndoelen
basisvorming (vakkerndoelen én de algemene
onderwijsdoelen in de Preambule) en de examenprogramma's
vbo/mavo (vmbo) voor zover deze op je vak betrekking hebben
en streep hierin de vaardigheden aan die goed (kunnen)
passen bij de doelstellingen van ICO.
(2) Stel aan de hand van de
aangestreepte vaardigheden een lijst op van bij ICO passende
vaardigheden en erbij passende werkvormen. Neem deze op in
je werkdossier.
· Analyseer de (bij
studiemateriaal genoemde en via internet beschikbare)
lesbrief Weten wie je bent. Molukkers in Nederland op
vaardigheden en werkvormen die goed bij ICO passen. Doe het
als volgt:
(1) Bekijk de lesbrief en
let daarbij vooral op vaardigheidsopdrachten (in het
leerlingenmateriaal) en werkvormsuggesties (in de
docentenhandleiding). Noteer telkens de voorkomende
vaardigheden en werkvormen. Vergelijk (inventariseer
overeenkomsten en verschillen) deze met de opgestelde lijst
(zie hierboven).
(2) Bedenk zo nodig per
onderzocht leermiddel aanvullende interculturaliserende
suggesties.
(3) Formuleer op basis van
(1) en (2) een conclusie over mogelijkheden tot
onderwijsinterculturalisatie door middel van vaardigheden en
werkvormen. Neem de conclusie op in je verslag.
· Werk je werkdossier
(inclusief logboek) bij.
· Stuur na voltooiing je
docent een verslag van deze stap.
Stap 5 Het werkveld (5
uur)
Voor het in beeld brengen
van de stand van zaken op scholen is er een vragenlijst
(bijlage 5), waarbij gezocht is naar een zo min mogelijk
bedreigend overkomende formulering. Belangrijk is je in je
contacten met een school een positieve draai geeft aan je
nieuwsgierigheid door met nadruk interesse te tonen voor
"good practice" en mogelijkheden voor verdere
verbetering.
· Bestudeer
- Waar een wil is...: hst.
13 t/m 16 en Conclusies.
- hoofdstukken 1.4 van de
docentenhandleiding.
· Bereid de hierna genoemde
stap voor. Bedenk bij bijlage 5 enkele aanvullende
vragen.
· Ga op afspraak naar een
school voor VO of BVE en inventariseer daar de stand van
zaken ten aanzien van ICO aan de hand van bijlage 5 en eigen
vragen. Ga zorgvuldig te werk. Probeer informatie uit drie
verschillende invalshoeken te krijgen, dus bijvoorbeeld een
directielid, een docent en iemand uit het
onderwijsondersteunend personeel. Een interview kan in 30
minuten. Leg uit wat de bedoeling is, in welk kader
(opleiding, moduul, naam docent) dit onderzoekje plaatsvindt
en wat je verstaat onder ICO. Stel je op als onderzoeker,
dus niet als criticus. Geef aan dat gegevens vertrouwelijk
worden gebruikt en dat de geïnterviewden een kopie van
het verslag van het onderzoek toegestuurd
krijgen.
· Werk je veldonderzoek uit
in een verslag:
(1) Beschrijf je
schoolbezoek. Vermeld de school (naam, plaats, aanwezige
schooltypen) en de functies van de geïnterviewden.
(Noem bij voorkeur niet hun namen!)
(2) Vergelijk de uitkomsten
van de interviews en vat deze bondig samen.
(3) Bestudeer bijlage 6. Bij
welke stroming past "jouw" school?
· Werk je werkdossier
(inclusief logboek) bij.
· Stuur na voltooiing je
docent én geïnterviewden je verslag van deze
stap.
Stap 6 Leermiddelen (7
uur)
In deze stap integreer je je
kennis en ervaring, opgedaan in voorgaande stappen wat
betreft slechte en goede voorbeelden, je persoonlijk
perspectief, mogelijke werkvormen en vaardigheden en de
situatie in het werkveld. Bedoeling is dat je een zo goed
mogelijk beeld krijgt van het interculturele gehalte van
leermiddelen. Om dat te bereiken moet je gedurende vier
studie-uren beschikken over een collectie recente
schoolboeken. Gezien het doel van deze stap is het daarbij
beter een kleiner aantal methoden (leergangen) compleet en
grondig te analyseren, dan een groter aantal
steekproefsgewijs en oppervlakkig. Voor de evenwichtigheid
van de analyse is het gewenst dat je per leermiddel alle
criteria van de Parelwijzer gelijktijdig
hanteert.
· Bestudeer
- uit Kieskleurig hoofdstuk
1 en het hoofdstuk dat handelt over je vak;
- de Parelwijzer.
· Analyseer een aantal
leermiddelen op hun interculture gehalte. Ga als volgt te
werk.
(1) Stel vast vanuit welke
perspectief (zie stap 3) en met welk doelen (zie stappen 4
en 5) je deze analyse gaat uitvoeren.
(2) Bepaal (in overleg met
je docent) welke leermiddelen je gaat analyseren; bedenk een
doelgerichte aanpak.
(3) Bekijk de leermiddelen
aan de hand van de Parelcriteria; noteer van elk titel,
schrijver, doelgroep, jaar van uitgave.
(4) Geef per geanalyseerd
leermiddel een samenvatting van de bevindingen en voeg je
eigen commentaar toe.
(5) Vat de resultaten van de
uitgevoerde analyses samen in een verslag. Formuleer daarbij
een algemene conclusie met betrekking tot het interculturele
gehalte van leermiddelen.
· Werk je werkdossier
(inclusief logboek) bij.
· Stuur na voltooiing je
docent je verslag van deze stap.
Stap 7 Conclusie en
presentatie (4 uur)
In deze stap word je
uitdrukkelijk uitgenodigd aan je constateringen een
handelingsperspectief toe te voegen.
· Inventariseer:
(1) de meest belangrijke en
interessante bevindingen en
(2) de mogelijkheden voor
(aankomende) docenten voor een bijdrage aan
interculturalisatie van het onderwijs wat betreft
(I) je persoonlijke
perspectief (zie stap 3);
(II) het werkveld (zie stap
5);
(III) leermiddelen en
daarbij te hanteren werkvormen (zie stappen 4 en
6);
· Verwerk deze gegevens in
een schriftelijke presentatie wat aan de volgende criteria
voldoet.
(1) Bevindingen én
mogelijkheden wat betreft I, II en III worden
behandeld.
(2) De opbouw is logisch en
duidelijk;
(3) Ter introductie worden
de onderzochte school en leermiddelen vermeld;
(4) Je gevolgde werkwijze
wordt beschrijvend en beoordelend
geëvalueerd.
(5) Je presentatie eindigt
met een persoonlijke conclusie met aandacht voor de relatie
tussen I, II en III.
· Werk je werkdossier
(inclusief logboek) bij.
· Stuur na voltooiing je
docent je presentatie en je verslag van deze
stap.
Stap 8 Evaluatie en
reflectie (5 uur)
In deze stap krijg je de
ruimte om individueel een weloverwogen standpunt in te nemen
waarbij de docent de vereiste elementen zowel kwantitatief
als kwalitatief kan beoordelen.
· Reflecteer naar aanleiding
van je presentatie beschrijvend en beoordelend op deze
module met ten minste aandacht voor de volgende punten. Neem
deze reflectie op in je werkdossier.
(1) Het leerresultaat: Wat
zijn de belangrijkste dingen die je hebt geleerd? Ben je
tevreden met vorm en inhoud van de presentatie?
(2) Het leerproces: Wat heb
je wel / niet goed aangepakt? Heeft zich in je persoonlijk
perspectief een ontwikkeling voorgedaan?
(3) Het
handelingsperspectief: Op welke manieren denk jezelf in de
toekomst een bijdrage te leveren aan interculturalisatie van
het onderwijs?
· Werk je werkdossier
(inclusief logboek) bij.
· Stuur na voltooiing je
docent je reflectie en je gehele werkdossier.
top
of page
|